[:nl]
De zon schijnt in de koude, heldere lucht en kleine witte wolkjes drijven er moeiteloos door.
De vogels zingen weer een lied, en ik vraag me af in welk warm land ze deze winter kampeerden.
Ik weet best wel dat ze niet naar huis zijn gekomen om mij een hart onder de riem te steken, te bewijzen dat de zomer echt wel komt.
Ze kwamen om nestjes te bouwen in heggen en struiken en bomen, om voor te bereiden voor de komst van hun eitjes.
Ik ben in ieder geval heel blij dat ze terug gekomen zijn.
Het lied dat ze zingen terwijl ze werken maakt alles leuker.
Sommige bomen worden al weer roze, mooier dan de allermooiste prinsessen jurk. De betovering is begonnen.
Kinderen die vervelend zijn van de lang gevangenschap in huis tijdens de winter gaan naar buiten en ontdekken wonderlijke dingen die ze al wel duizend keer gezien hebben.
Het is deze keer, meer dan al die andere keren, nieuw en verrukkelijk en ongelooflijk bijzonder.
In andere gewesten en toch ook helemaal hier, is er de God van alles. De God van de bergen die wij proberen te beklimmen, de zeeën die wij niet kunnen bevatten. De Heer van de Lente en de vergeet-me-nietjes en de babies die geboren worden. De Heer van de bron van eeuwig leven.
2000 jaar geleden stierf Hij omdat wij dingen blijven doen die ons scheiden van Zijn heiligheid. En Hij rees weer op omdat Hij God is, en omdat Hij helemaal de baas van de dood is. Hij ging een plaats voorbereiden voor ons omdat Hij ons de thuis wil geven die we eigenlijk van het begin moesten hebben.
Hij vergeet ons niet.
Ondertussen wachten wij. De schepping kreunt maar niet alle perfectie is verloren. De lente komt altijd terug.
De glimlachen op onze gezichten zijn net zo prachtig als ze waren de dag waarop Hij ze uitvond en ik geloof niet dat de bomen in het paradijs mooier waren dan de bomen met roze bloesems waar ik voorbij rijd als ik de kindjes van school ga ophalen.
Ver, ver boven onze hoofden drijven de witte wolkjes moeiteloos verder.
[:en]
The sun shines into the cold, bright air and little white clouds float through it effortlessly.
The birds are singing a song again, and I’m wondering which warm spot they camped out at this winter.
I know they didn’t come home because they wanted to encourage me to hang in there, to prove that spring and summer are on their way back.
They came to build little nests in hedges and trees and bushes, to make everything ready for their arrival of their babies.
Either way, I’m glad they came.
The song they sing while going about their own business lights up my day.
Some of the trees are turning pink, prettier then the prettiest princess dress. The magic is beginning.
This time, more than any other time before this, it’s new and special and utterly delightful.
In a different realm and also very much here, is the Lord of All. The Lord of the mountains we try to climb, the oceans we can’t fathom. The Lord of spring and forget-me-nots and the babies that are born. The Lord of the Spring that has everlasting life.
2000 years ago He died because we keep doing things that inevitably separate us from His holiness. And He rose, because He is God and He is very much the boss of death, and went to prepare a place for us so we can come to the home we were always meant to have.
He never forgets us.
In the meantime, we wait. Creation is groaning, but not all perfection is lost. Spring always returns. Smiles are still as beautiful as they were on the day He invented them, and I don’t think the trees in paradise looked better then the pink blossoms I drive by as I pick children up from school.
Far, far above us the white loads are still floating by effortlessly.
[:]
Mooi! De lente in al haar pracht laat iets zien van haar Schepper in al Zijn kracht!